Wiktenauer logo.png

Difference between revisions of "Page:De Nassavsche Wapen-Handelinge (Adam van Breen) 1618.pdf/14"

From Wiktenauer
Jump to navigation Jump to search
Page body (to be transcluded):Page body (to be transcluded):
Line 3: Line 3:
 
<section begin="2"/>Wat aengaet de veranderinghe van wapenen / soo salmen eerstelicken weten / dat ''De Soldaten met de Schilden'' sijn gherepresenteert met Schilden / Corseletten sonder Tachetten / met Moerlioens / Spiessen / ende korte stijve Rappieren ofte Pidarmen neffens de sijde hanghende / sonder spanriem / om deselvighe alsoo in tijde van noodt te gebruycken. Want als sy in de ghelederen van haere partije zijn / ende de SPiesen deur de lenckte onbequaem sijn om te handelen / sullen dan de selve quiterende / haer Schilden met het voorschreven Sijdt-gheweer veerdichlicken aentasten / om daermede haer selven voor alle ongheval / soo veel het moghelicken is / te beschermen / ende hare vyanden te krencken.<section end="2"/>
 
<section begin="2"/>Wat aengaet de veranderinghe van wapenen / soo salmen eerstelicken weten / dat ''De Soldaten met de Schilden'' sijn gherepresenteert met Schilden / Corseletten sonder Tachetten / met Moerlioens / Spiessen / ende korte stijve Rappieren ofte Pidarmen neffens de sijde hanghende / sonder spanriem / om deselvighe alsoo in tijde van noodt te gebruycken. Want als sy in de ghelederen van haere partije zijn / ende de SPiesen deur de lenckte onbequaem sijn om te handelen / sullen dan de selve quiterende / haer Schilden met het voorschreven Sijdt-gheweer veerdichlicken aentasten / om daermede haer selven voor alle ongheval / soo veel het moghelicken is / te beschermen / ende hare vyanden te krencken.<section end="2"/>
  
<section begin="4"/>Ten tweeden / ''de Targe-draghers'', sijn oock met haer behoorlicke wapenen gerepresenteert / met de Targes / Corseletten / Calquetten / Rappieren / gelijck als by de Schilden voornoemt / met een Brassade aen den rechten arm / ende voor elck been een yseren Scheen-bladt. Dese Targe-dragers haer Calquet alsoo ghesloten zijnde / ende haer selven achter de Targes wel gedeckt houdende / vervolghens de woorden van Commandement / sullen soo dan bequamelicke(n) op de Slach-oorden van de Spiessen van hunne Vyanden vallen / ende deselve lichtelicken breken / sonder veel schade te lijden / door dien dat sy vanden hoofde tot de voeten voor de punten vande Spiessen bevrijdt zijn / ende tot meer andere noodelicke saecken ghewapent. Een hoochnoodighe ende loffelicke oeffeninghe: Het welcke alle Princen ende Veldt-Oversten by de ondervindinghe selve lichtelicken verstaen sullen / soo dat het onnoodich is hier van wijtloopich te spreken / ende de oorbaerlickheydt met veel ghebleomde woorden te verbreyden. Dit moet ick alleen segghen / Dat het Crijchs-volck met dese Wapenen gheoeffent / int marcheren geenen uytghesonderen wech heeft aen te sien / maer konnen lichtelicken een padt met gheweldt banen.<section end="4"/>
+
<section begin="3"/>Ten tweeden / ''de Targe-draghers'', sijn oock met haer behoorlicke wapenen gerepresenteert / met de Targes / Corseletten / Calquetten / Rappieren / gelijck als by de Schilden voornoemt / met een Brassade aen den rechten arm / ende voor elck been een yseren Scheen-bladt. Dese Targe-dragers haer Calquet alsoo ghesloten zijnde / ende haer selven achter de Targes wel gedeckt houdende / vervolghens de woorden van Commandement / sullen soo dan bequamelicke(n) op de Slach-oorden van de Spiessen van hunne Vyanden vallen / ende deselve lichtelicken breken / sonder veel schade te lijden / door dien dat sy vanden hoofde tot de voeten voor de punten vande Spiessen bevrijdt zijn / ende tot meer andere noodelicke saecken ghewapent. Een hoochnoodighe ende loffelicke oeffeninghe: Het welcke alle Princen ende Veldt-Oversten by de ondervindinghe selve lichtelicken verstaen sullen / soo dat het onnoodich is hier van wijtloopich te spreken / ende de oorbaerlickheydt met veel ghebleomde woorden te verbreyden. Dit moet ick alleen segghen / Dat het Crijchs-volck met dese Wapenen gheoeffent / int marcheren geenen uytghesonderen wech heeft aen te sien / maer konnen lichtelicken een padt met gheweldt banen.<section end="3"/>
  
<section begin="5"/> Wenschende hier mede / dat de vruchten van dese nieuwe Oeffeninghen / uyt de Figurelicke affbeeldinghe ende de schriftelicke Onderrechtinghe der selver aen te nemen / soo groot moghen wesen / als wel mijnen yver ende lust is geweest om dit Boeck vande NASSAVSCHE WAPEN-HANDELINGE aen den dach te brenghen. Vaert wel / uyt s'Graven-hage / Anno 1618 <section end="5"/>
+
<section begin="4"/> Wenschende hier mede / dat de vruchten van dese nieuwe Oeffeninghen / uyt de Figurelicke affbeeldinghe ende de schriftelicke Onderrechtinghe der selver aen te nemen / soo groot moghen wesen / als wel mijnen yver ende lust is geweest om dit Boeck vande NASSAVSCHE WAPEN-HANDELINGE aen den dach te brenghen. Vaert wel / uyt s'Graven-hage / Anno 1618 <section end="4"/>
  
<section begin="6"/> '''Aenmerckinghe van de Woorden'''
+
<section begin="5"/> '''Aenmerckinghe van de Woorden'''
  
 
''Schildt'' ende ''Targe''
 
''Schildt'' ende ''Targe''
Line 15: Line 15:
 
''-----clypeique sub orbe reguntur.'' Item III.<br/>''Argolici clypei aut Phoebae lampadis instar''
 
''-----clypeique sub orbe reguntur.'' Item III.<br/>''Argolici clypei aut Phoebae lampadis instar''
  
Et Cato in Originibus: ''Gracorum clypei rotundi''. Anddere veel bewijsredenen souden hier komen byghebracht werden / de welcke by de handt zijn / ende niet wijt te soecken: Dan wy slaen die voor by / om de korticheyts willen.<section end="6"/>
+
Et Cato in Originibus: ''Gracorum clypei rotundi''. Anddere veel bewijsredenen souden hier komen byghebracht werden / de welcke by de handt zijn / ende niet wijt te soecken: Dan wy slaen die voor by / om de korticheyts willen.<section end="5"/>
  
<section begin="7"/> Ten tweeden / 'tgeen hier ''Targe'' ghenaemt werdt / heeft groote ghemeenschap (mijns bedunckens) met het Roomsche ''Scutum'' het welcke lanck-werpich was. De vooernoemde Poeet Aencidos VIII.
+
<section begin="6"/> Ten tweeden / 'tgeen hier ''Targe'' ghenaemt werdt / heeft groote ghemeenschap (mijns bedunckens) met het Roomsche ''Scutum'' het welcke lanck-werpich was. De vooernoemde Poeet Aencidos VIII.
  
 
''----- scutis protecti corpore longis.''
 
''----- scutis protecti corpore longis.''
  
Dit Scutum was (na de beschrijvinghe van Livius) aen het opperste eynde waer mede den borst en(de) de schoudere(n) gedeckt werden / effen kantich ende niet rondt: beneden wat rontachtich afloopende. De Schilden der Africaner sijn dese niet onghelijck gheweest / by haer ''Cetrae'' ghenaemt: De welcke by de Spangiaerts oock int gebruyck gheweest hebben. Dat dese Scuta ende Cetrae groot ende licht gheweest hebben / kan met affnemen uyt de getuygenissen der ouder Schrijvers. Da(n) de Spangiaerts schrijft ''Livius lib. XXXI'' dat sy rustende ende leggende op hare schilden / de rivier over geswommen sijn. ''Ammianus Marcellinus lib. XVI'' verhaelt dierghelijcke Historie. Soo dat onghetwijfelt de Ouden haer schilden ghemaeckt hebben van lichte materie / soo van ghebreyde koorden als van hout / wilge rijskens / en(de) teenwerc. De Hooch-Duytschen hebben mede sodanige schilden gehadt / waer van ''Tacitus De moribus Germanorum'' getuycht. En(de) zijn noch by haer niet langer dan CCCC jaeren (400) gheleden int ghebruyck gheweest. ''Tyrol Scotus in Paraenesi ad filium suum Fridebrandum §30.''<section end="7"/>
+
Dit Scutum was (na de beschrijvinghe van Livius) aen het opperste eynde waer mede den borst en(de) de schoudere(n) gedeckt werden / effen kantich ende niet rondt: beneden wat rontachtich afloopende. De Schilden der Africaner sijn dese niet onghelijck gheweest / by haer ''Cetrae'' ghenaemt: De welcke by de Spangiaerts oock int gebruyck gheweest hebben. Dat dese Scuta ende Cetrae groot ende licht gheweest hebben / kan met affnemen uyt de getuygenissen der ouder Schrijvers. Da(n) de Spangiaerts schrijft ''Livius lib. XXXI'' dat sy rustende ende leggende op hare schilden / de rivier over geswommen sijn. ''Ammianus Marcellinus lib. XVI'' verhaelt dierghelijcke Historie. Soo dat onghetwijfelt de Ouden haer schilden ghemaeckt hebben van lichte materie / soo van ghebreyde koorden als van hout / wilge rijskens / en(de) teenwerc. De Hooch-Duytschen hebben mede sodanige schilden gehadt / waer van ''Tacitus De moribus Germanorum'' getuycht. En(de) zijn noch by haer niet langer dan CCCC jaeren (400) gheleden int ghebruyck gheweest. ''Tyrol Scotus in Paraenesi ad filium suum Fridebrandum §30.''<section end="6"/>
  
<section begin="8"/>''Da hurt gegen hurte dringet.''
+
<section begin="7"/>''Da hurt gegen hurte dringet.''
  
 
Dat beteycke(n)t / schilt tegen schildt dringet. By ons is ''Hurde'' of ''Horde'' ghenoech bekent. Voorder bespeuren wy klaerlicken uyt de Monumenten / dat dese Horde ofte dit koorde werck bekleet ende overtrocken is gheweest / met vellen ende huyden va(n) beesten: Welck leer daer vast op ghelijmt werde. ''Ausonius:''  
 
Dat beteycke(n)t / schilt tegen schildt dringet. By ons is ''Hurde'' of ''Horde'' ghenoech bekent. Voorder bespeuren wy klaerlicken uyt de Monumenten / dat dese Horde ofte dit koorde werck bekleet ende overtrocken is gheweest / met vellen ende huyden va(n) beesten: Welck leer daer vast op ghelijmt werde. ''Ausonius:''  
Line 29: Line 29:
 
''Tergora dic clypeis accommoda quid faciat ? glux''.  
 
''Tergora dic clypeis accommoda quid faciat ? glux''.  
  
''Polybius'' beschrijft der Romeyne(n) ''Scuta'' seer nettekens / en(de) op hem handelt daer van geleerdelick ''Lipsius De militia Romana lib. III.'' ''Dial. II.'' Siet hem daer / ende noch in ''Analectis''. Dan dese Huy- den / of ''Tergora'', meyn ick dat by de Italiaene(n) ''Targa'', by de Spangiaerts ''Tarja'', by de fransoysen ''Targe'' gebleve(n) is.dat een Schilt beteeckent. Ende dit woordt ''Targa'', is by de laaste ende verbasterde Griecken in ghebruyck gheweest: ghelijck als dat ghetuyghen ''Glossae Graeco-Bararae''. By de schrijvers oock mede die in 't Latijn gheschreven hebben ontrent over CCCC jaeren (400) / is dit woordt ''Targia'' int ghebruyck. ''Iacobus de Vitraco, Acconensis'' ''Episcopus, in Historia Orientali: Cum clypeis quas targias appellant.'' De Targes van sijne Princel. (Princelicke) Excell. (Excellentie) sijn mede van teenen-werck met leer overtrocken. Het welck ick D.E. jonstige Leser / hier om redenen hebben willen vermanen. Vaert wel / ende neemt het selfde in danck. <section end="8"/>
+
''Polybius'' beschrijft der Romeyne(n) ''Scuta'' seer nettekens / en(de) op hem handelt daer van geleerdelick ''Lipsius De militia Romana lib. III.'' ''Dial. II.'' Siet hem daer / ende noch in ''Analectis''. Dan dese Huy- den / of ''Tergora'', meyn ick dat by de Italiaene(n) ''Targa'', by de Spangiaerts ''Tarja'', by de fransoysen ''Targe'' gebleve(n) is.dat een Schilt beteeckent. Ende dit woordt ''Targa'', is by de laaste ende verbasterde Griecken in ghebruyck gheweest: ghelijck als dat ghetuyghen ''Glossae Graeco-Bararae''. By de schrijvers oock mede die in 't Latijn gheschreven hebben ontrent over CCCC jaeren (400) / is dit woordt ''Targia'' int ghebruyck. ''Iacobus de Vitraco, Acconensis'' ''Episcopus, in Historia Orientali: Cum clypeis quas targias appellant.'' De Targes van sijne Princel. (Princelicke) Excell. (Excellentie) sijn mede van teenen-werck met leer overtrocken. Het welck ick D.E. jonstige Leser / hier om redenen hebben willen vermanen. Vaert wel / ende neemt het selfde in danck. <section end="7"/>
  
 
LOF-
 
LOF-

Revision as of 03:52, 13 September 2020

This page has been proofread, but needs to be validated.


Aldus sullen in dese nieuwe NASSAVSGE WAPEN-HANDELINGHE, de onervaren Soldaten bequamelicken konnen onderwesen werden ende gheoeffent: ende achtervolghende dese ordre ende instructie van sijne Princel. (Princelicke) Excell. (Excellentie) sullen deselfde veerdichlicken de Wapenen konnen handelen / ende konstelick daer mede omgaen.

Wat aengaet de veranderinghe van wapenen / soo salmen eerstelicken weten / dat De Soldaten met de Schilden sijn gherepresenteert met Schilden / Corseletten sonder Tachetten / met Moerlioens / Spiessen / ende korte stijve Rappieren ofte Pidarmen neffens de sijde hanghende / sonder spanriem / om deselvighe alsoo in tijde van noodt te gebruycken. Want als sy in de ghelederen van haere partije zijn / ende de SPiesen deur de lenckte onbequaem sijn om te handelen / sullen dan de selve quiterende / haer Schilden met het voorschreven Sijdt-gheweer veerdichlicken aentasten / om daermede haer selven voor alle ongheval / soo veel het moghelicken is / te beschermen / ende hare vyanden te krencken.

Ten tweeden / de Targe-draghers, sijn oock met haer behoorlicke wapenen gerepresenteert / met de Targes / Corseletten / Calquetten / Rappieren / gelijck als by de Schilden voornoemt / met een Brassade aen den rechten arm / ende voor elck been een yseren Scheen-bladt. Dese Targe-dragers haer Calquet alsoo ghesloten zijnde / ende haer selven achter de Targes wel gedeckt houdende / vervolghens de woorden van Commandement / sullen soo dan bequamelicke(n) op de Slach-oorden van de Spiessen van hunne Vyanden vallen / ende deselve lichtelicken breken / sonder veel schade te lijden / door dien dat sy vanden hoofde tot de voeten voor de punten vande Spiessen bevrijdt zijn / ende tot meer andere noodelicke saecken ghewapent. Een hoochnoodighe ende loffelicke oeffeninghe: Het welcke alle Princen ende Veldt-Oversten by de ondervindinghe selve lichtelicken verstaen sullen / soo dat het onnoodich is hier van wijtloopich te spreken / ende de oorbaerlickheydt met veel ghebleomde woorden te verbreyden. Dit moet ick alleen segghen / Dat het Crijchs-volck met dese Wapenen gheoeffent / int marcheren geenen uytghesonderen wech heeft aen te sien / maer konnen lichtelicken een padt met gheweldt banen.

Wenschende hier mede / dat de vruchten van dese nieuwe Oeffeninghen / uyt de Figurelicke affbeeldinghe ende de schriftelicke Onderrechtinghe der selver aen te nemen / soo groot moghen wesen / als wel mijnen yver ende lust is geweest om dit Boeck vande NASSAVSCHE WAPEN-HANDELINGE aen den dach te brenghen. Vaert wel / uyt s'Graven-hage / Anno 1618

Aenmerckinghe van de Woorden

Schildt ende Targe

Tot vervullinghe van het ledige papier / hebbe ick hier den onervarenen willen dienen met het rechte beduytsel(?) efi(?) onderscheyt van Schildt ende Targe. Eerstelicken moetmen wete(n) / Dat wy by het woordeken Schildt verstaen de Wapene(n) in gedaente van een ronde asse ghemaeckt / en(de) daerom oock anders Rondasse, en(de) die ghene sulcke wapenen draghen Rondassiers kennen. By de Latijnen ende Griecken wordt een Schildt ghefecht / Clypeus, Aspis, Parma; Dan der welcker faitsoen Pelta een weynich was verschillende: wesende mede meesten deel rondt / dan boven aen niet twee halve maenkens uytgeholt ende ingesneden. De Figure daer van / getrocken uyt een oud Marmorsteen tot Romen / vertoont Lipsius in Analectis. Dat de SChilden rondt geweest zijn / ghetuycht Virgilius 11. AEneidos:

-----clypeique sub orbe reguntur. Item III.
Argolici clypei aut Phoebae lampadis instar

Et Cato in Originibus: Gracorum clypei rotundi. Anddere veel bewijsredenen souden hier komen byghebracht werden / de welcke by de handt zijn / ende niet wijt te soecken: Dan wy slaen die voor by / om de korticheyts willen.

Ten tweeden / 'tgeen hier Targe ghenaemt werdt / heeft groote ghemeenschap (mijns bedunckens) met het Roomsche Scutum het welcke lanck-werpich was. De vooernoemde Poeet Aencidos VIII.

----- scutis protecti corpore longis.

Dit Scutum was (na de beschrijvinghe van Livius) aen het opperste eynde waer mede den borst en(de) de schoudere(n) gedeckt werden / effen kantich ende niet rondt: beneden wat rontachtich afloopende. De Schilden der Africaner sijn dese niet onghelijck gheweest / by haer Cetrae ghenaemt: De welcke by de Spangiaerts oock int gebruyck gheweest hebben. Dat dese Scuta ende Cetrae groot ende licht gheweest hebben / kan met affnemen uyt de getuygenissen der ouder Schrijvers. Da(n) de Spangiaerts schrijft Livius lib. XXXI dat sy rustende ende leggende op hare schilden / de rivier over geswommen sijn. Ammianus Marcellinus lib. XVI verhaelt dierghelijcke Historie. Soo dat onghetwijfelt de Ouden haer schilden ghemaeckt hebben van lichte materie / soo van ghebreyde koorden als van hout / wilge rijskens / en(de) teenwerc. De Hooch-Duytschen hebben mede sodanige schilden gehadt / waer van Tacitus De moribus Germanorum getuycht. En(de) zijn noch by haer niet langer dan CCCC jaeren (400) gheleden int ghebruyck gheweest. Tyrol Scotus in Paraenesi ad filium suum Fridebrandum §30.

Da hurt gegen hurte dringet.

Dat beteycke(n)t / schilt tegen schildt dringet. By ons is Hurde of Horde ghenoech bekent. Voorder bespeuren wy klaerlicken uyt de Monumenten / dat dese Horde ofte dit koorde werck bekleet ende overtrocken is gheweest / met vellen ende huyden va(n) beesten: Welck leer daer vast op ghelijmt werde. Ausonius:

Tergora dic clypeis accommoda quid faciat ? glux.

Polybius beschrijft der Romeyne(n) Scuta seer nettekens / en(de) op hem handelt daer van geleerdelick Lipsius De militia Romana lib. III. Dial. II. Siet hem daer / ende noch in Analectis. Dan dese Huy- den / of Tergora, meyn ick dat by de Italiaene(n) Targa, by de Spangiaerts Tarja, by de fransoysen Targe gebleve(n) is.dat een Schilt beteeckent. Ende dit woordt Targa, is by de laaste ende verbasterde Griecken in ghebruyck gheweest: ghelijck als dat ghetuyghen Glossae Graeco-Bararae. By de schrijvers oock mede die in 't Latijn gheschreven hebben ontrent over CCCC jaeren (400) / is dit woordt Targia int ghebruyck. Iacobus de Vitraco, Acconensis Episcopus, in Historia Orientali: Cum clypeis quas targias appellant. De Targes van sijne Princel. (Princelicke) Excell. (Excellentie) sijn mede van teenen-werck met leer overtrocken. Het welck ick D.E. jonstige Leser / hier om redenen hebben willen vermanen. Vaert wel / ende neemt het selfde in danck.

LOF-